Het komt geregeld voor dat een werknemer na 104 weken van ziekte een IVA-uitkering toegewezen krijgt door het UWV. Veelal gaan werkgever en werknemer in die gevallen over tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De betreffende (zieke) werknemer zal door de beëindiging van het dienstverband doorgaans aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding.
Tussen partijen kan discussie ontstaan over de vraag van welk loon moet worden uitgegaan bij de berekening van de transitievergoeding. Deze discussie stond ook centraal in een kwestie waarover de Rechtbank Rotterdam zich op 2 juni 2022 heeft uitgelaten (uitspraak).
De casus
27 juni 2019 | Arbeidsongeschikt |
24 juni 2021 | IVA-uitkering |
24 juni 2021 | Einde loondoorbetalingsverplichting |
01 juli 2021 | Loonsverhoging o.b.v. cao |
15 juli 2021 | Opzegging arbeidsovereenkomst |
17 november 2021 | Einde arbeidsovereenkomst |
Werkneemster is op 27 juni 2019 arbeidsongeschikt geraakt. Met ingang van 24 juni 2021 – na een periode van 104 weken arbeidsongeschiktheid – is aan haar een IVA-uitkering toegekend. De loondoorbetalingsverplichting van werkgever is geëindigd op 24 juni 2021. Op 1 juli 2021 heeft werkgever op basis van de cao een loonsverhoging doorgevoerd.
Het UWV heeft een ontslagvergunning afgegeven aan werkgever, waarna werkgever de arbeidsovereenkomst op 15 juli 2021 tegen 17 november 2021 heeft opgezegd. In het verlengde van deze opzegging heeft werkgever een transitievergoeding berekend en uitgekeerd aan werkneemster.
Nu de loonbetalingsverplichting was geëindigd per 24 juni 2021, is werkgever bij de berekening van de transitievergoeding uitgegaan van het loon zoals dat gold op die datum. Werkneemster heeft immers feitelijk nooit het per 1 juli 2021 gewijzigde loon ontvangen. Bovendien heeft de Hoge Raad bepaald dat voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding voor de datum van uitdiensttreding fictief aangesloten wordt bij de datum van het einde van de wachttijd van 104 weken (24 juni 2021).
Werkneemster daarentegen meent dat bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van het loon zoals dat gold bij het einde van het dienstverband.
Het oordeel van de rechter
De rechter heeft geoordeeld dat werkgever voor de berekening van de transitievergoeding had moeten uitgaan van het loon zoals dat gold bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat wil zeggen het loon inclusief de op 1 juli 2021 doorgevoerde verhoging. Het feit dat werkneemsters na 24 juni 2021 geen loon meer ontving omdat de loondoorbetalingsverlichting was geëindigd, is daarbij niet relevant. Ook blijkt uit het oordeel van de rechter dat voor het loonbegrip niet relevant is de fictieve einddatum die wordt gehanteerd bij de berekening van de transitievergoeding bij einde dienstverband na 104 weken ziekte (uitspraak).
Bij de berekening van de transitievergoeding moet dus worden uitgegaan van het laatst geldende overeengekomen loon, ook als werkgever ten tijde van de loondoorbetalingsverplichting mocht uitgaan van een ander loon.