35 jaar Wildenberg: de interviews




30 januari, 2025

35 jaar Wildenberg: de interviews

In 2025 viert Wildenberg Advocaten zijn 35-jarig jubileum! Door middel van een serie interviews delen we de verhalen van (oud-)kantoorgenoten. Deze maand gaan onze collega's Sigrid Ebbeng-Horstman en Vincent van Waterschoot in gesprek met Tijn van Osch en Jan van Halder. Tijn en Jan waren beiden werkzaam bij Van Halder c.s. Advocaten toen dat kantoor in 1990 fuseerde met Van den Wildenberg. Beiden zijn inmiddels gepensioneerd. Tijn is nog plaatsvervangend raadsheer bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. Jan is nog juridisch adviseur en onder meer voorzitter van de Voedselbank Nijmegen.

Vincent: ‘Laten we beginnen bij het begin.’

Jan: ‘Tijn, wanneer ben jij als advocaat begonnen, in welk jaar?’

Tijn: ‘In ’83.’

Jan: ‘Ik ben in ’76 begonnen.’

Tijn van Osch en Jan van Halder

links: Jan van Halder rechts: Tijn van Osch

Sigrid [lacht]: ‘1983 is mijn geboortejaar.’

Jan: ‘Ik ben begonnen in de Stijn Buijsstraat met Chris Aarts en Huub Beaujean. Na anderhalf jaar is Huub vertrokken en is Jeroen Claassens gekomen. Als student hadden we allemaal bij de rechtswinkel gewerkt.’

Sigrid: ‘Ja, we hebben nu nog steeds contact met de rechtswinkels hè. Daar doen wij nog steeds heel veel mee.’

Jan: ‘Ze zijn totaal veranderd hè?’

Sigrid: ‘Klopt!’

Jan: ‘Wij verleenden bij de rechtswinkel vanaf 1973, ik was dus nog student, geen rechtshulp meer aan particulieren, want de maatschappij moest veranderd worden.
Dus wij deden alleen nog maar structurele rechtshulp, aan groepen. Jeroen en ik deden bijvoorbeeld het Willemskwartier. Dat was toen de eerste wijk waar de eerste grote renovatieprojecten werden opgezet door de Woningvereniging Nijmegen, nu heet dat Portaal volgens mij. En dan gingen wij die mensen uitleggen wat er allemaal kon gebeuren, of ze moesten verhuizen of niet en of ze in moesten stemmen met veranderingen in hun huurhuis. 's Avonds kwamen dan vaak mensen van de BHW, de Bond van Huurders en Woningzoekenden (onderdeel van de SP), en die gingen de huurders dan weer vertellen dat alles wat wij hadden gezegd de grootste onzin was, en dat daardoor de maatschappij nooit veranderd werd. Dus ze moesten vooral niet meewerken. Nou, toen konden we voren af aan beginnen. Je kunt je voorstellen: dat was gezelligheid. Op een gegeven moment, we werkten als student nog steeds bij de rechtswinkel, begon het gesprek over de oprichting van een advocatencollectief. Er waren er toen al een paar, onder andere in Tilburg. Halverwege die gesprekken benaderde Chris, die al advocaat was, mij : ‘Jan weet je wat, zullen we samen een advocatenkantoor beginnen?’ Zo gezegd, zo gedaan. Onze overige collega’s bij de rechtswinkel, dat waren er een stuk of tien, zijn toen een tijdje later gestart met Advocatencollectief Boulevard Heuvelink in Arnhem’


Tijn:
‘Ik weet nog Jan, voordat ik bij jou solliciteerde, dat we in Tilburg bezig zijn geweest om een tweede collectief op te richten. Er werd avonden lang vergaderd over de vraag hoeveel procent van de werktijd er aan structurele rechtshulp moest worden besteed. Of dat 30, 40 of bijvoorbeeld 50% moest zijn.’

Sigrid: ‘En waar ging de andere tijd aan op?’

Tijn: ‘De rest werd besteed aan individuele zaken. En het probleem was natuurlijk dat alleen die individuele zaken werden betaald. Collectieve rechtshulp werd niet betaald. Tenminste, op dat moment nog helemaal niet.’

Jan: ‘In die tijd was alles en iedereen nog heel erg politiek. Je had gewoon een bepaalde ideologie en daar wilde je ook iets mee doen.’

Sigrid: ‘En dat droeg je met je advocatenwerk ook uit, eigenlijk.’

Jan: ‘We hadden toen ook het Overleg Progressieve Advocaten (OPA), later kwam er een afsplitsing, OVA (Overleg Vrouwelijke Advocaten). Dat waren allemaal ‘collectieve mensen’.’

Vincent: ‘Dat heeft nog heel lang bestaan. Toen ik in 2015 deken werd in het arrondissement Gelderland, was het zo van: je moet wel denken aan het OPA-overleg. Ik dacht bij mezelf, waar hebben ze het over?’

Sigrid: ‘Waren de uitdagingen toen anders? Vanwege die politieke invalshoek?’

Jan: ‘Nou, we waren eigenlijk allemaal nog een beetje student, dus er was geen financiële prikkel. Wij hoefden niet een hypotheek te betalen. Ik kan me herinneren dat Jeroen een keer vertelde meer dan de helft van zijn jaarinkomen te hebben besteed aan boeken. Dus dat was volstrekt irrelevant, het financiële gevolg van ons werk. In 1976 hebben we wel meteen het pand aan de Stijn Buijsstraat gekocht. Drie van die snotapen gingen naar de bank voor een lening en de bank zei: oh dat financieren wij wel, want jullie zijn advocaat, dus dat komt altijd goed. De eerste vijf jaar hebben we het bovenhuis verhuurd en daarna verkocht aan de huurders. De opbrengst was zowat evenveel als de aankoopsom van het hele pand. Dus dat schoot lekker op. Dat kun je niet met werken verdienen hè? Later hebben we een pand aan de Groesbeekseweg gekocht en weer voor een mooie prijs verkocht, om uiteindelijk in 1990 op de Sint Annastraat te belanden [waar Van den Wildenberg & Van Halder is begonnen].’

Sigrid: ‘Tijn, Jan was destijds voor de eerste keer patroon, en wel over jou. Hoe ging dat?’blankTijn: ‘Ja, ik heb Jan vorige week toevallig nog twee keer genoemd op een cursus voor advocaten. Ik vertelde het verhaal dat ik voor de eerste keer iemand moest dagvaarden en aan jou vroeg wat er eigenlijk in een dagvaarding moest staan. Toen sprak jij de onsterfelijke woorden: ‘Kijk eens in de wet’. Dat vond ik briljant. Iets anders wat ik van Jan heb geleerd is dat het gaat om de feiten. Toen ik op kantoor kwam was ik heel erg juridisch-theoretisch. Ik was leergierig en ik wilde in processtukken graag laten zien wat ik juridisch allemaal wist. En dan las ik de processtukken van Jan en dan viel me op dat die stukken vaak heel feitelijk waren. Ik weet nog dat ik toen wel eens dacht van, nou, dat zou wel wat meer juridisch mogen zijn. Pas toen ik rechter werd dacht ik, verdomd, Jan had gelijk. Het gaat om de feiten, het gaat niet om het recht, want dat recht zit ergens in ons achterhoofd zeg ik altijd.’

Jan: ‘Daar hebben we nou net een rechter voor.’

Sigrid: ‘Waar lagen in die tijd de grootste uitdagingen binnen kantoor?’

Tijn: ‘In de loop van de jaren 80 werd het systeem van toevoegingen aangescherpt en moesten wij iets anders gaan doen. Toen is er binnen kantoor voor gekozen niet te stoppen met toevoegingen, maar wel een soort limiet aan te brengen. Ik weet niet meer wat de limiet was, de helft of zo in eerste instantie, maar toen hebben we gezegd dat we meer betalende zaken moeten doen om niet zo afhankelijk te zijn van toevoegingen. In de ene praktijk is dat makkelijker dan in de andere praktijk, dat was ook duidelijk.’

Jan: ‘Dat hing toen al samen met targets die je elkaar ging opleggen. Dat was het begin. Vanaf het moment dat we gefuseerd waren in 1990 werd dat ineens een item. Dat hadden we daarvoor helemaal nooit.’

Tijn: ‘Maar het is dus eigenlijk een beetje wat jij zegt Jan, zoals jullie begonnen, dat was voor mijn tijd, je werd niet opgeleid, je moest het allemaal maar uitzoeken, maar eigenlijk was het hele kantoor best heel lang zo, een kwestie van je neus stoten en als het mis gaat, vallen en opstaan, opnieuw beginnen en met enthousiasme er weer tegenaan. Die sfeer, toen we met z’n vieren waren, dat was een mooie tijd. Ik heb die setting altijd als erg prettig ervaren in die tijd en daarna ook, maar toen waren er meer spanningen.’blankJan: ‘Klopt, met negen mensen plus ook nog een hoop personeel erbij wordt het allemaal veel ingewikkelder en daarvoor waren we echt een hecht clubje.’

Vincent: ‘Los van de interne uitdagingen, wat waren de externe uitdagingen? Wat deed je bijvoorbeeld met marketing, naamsbekendheid?’

Jan: ‘Vrijwel niks, mond-tot-mondreclame, gewoon je best doen, dan komen de klanten vanzelf.’

Sigrid: ‘Tot op zekere hoogte is dat nog steeds zo.’

Jan: ‘Belangrijkste reclamemiddel is de kwaliteit van je dienstverlening.’

Tijn: ‘Op een zeker moment ontstond bij de Kamer van Koophandel een advocatenspreekuur, dat zijn we op toerbeurt gaan doen en dat leverde ook wel wat zaken op.’

Vincent: ‘Hebben jullie de advocatuur in al die jaren veel zien veranderen?’

Jan: ‘Zeker! In die tijd had je nog niet zoveel advocaten, je kende iedereen. Dat was op het eind van mijn advocatenbestaan al lang niet meer zo. De verandering wordt ook veroorzaakt door een generatieverschil. Ik vind dat de advocatuur erg is verhard. Dat mensen echt allemaal rambam erin gaan en niet meer bereid te zijn te proberen met een regeling iets tot stand te brengen. Dat was in de jaren 80 en 90 de normale gang van zaken als je een nieuwe zaak tegen elkaar had. Het eerste wat je deed was bellen met de advocaat aan de andere kant om te kijken hoe iemand erin stond. Dus je was meer bezig met het proberen de andere partij naar je toe te trekken. De strijd ging je vooral aan met je eigen cliënt om die bereid te krijgen wat stapjes te zetten.’

Tijn: ‘Ja, zo van, de advocaten weten wel wat goed is voor hun cliënten. Dat was het nadeel. Anderzijds betekende het wel dat het resultaat waarschijnlijk beter was dan dat je er vol in was gegaan.’

Jan: ‘Die trend van mediation van de laatste jaren, dat was toen in feite vaak de normale gang van zaken. Ik vind dat de advocatuur ook veel commerciëler is geworden. Toen was het meer een beroep, een vak. De mensen keken nog op tegen een advocaat. Dat is nu helemaal niet meer. Het imago is er niet beter op geworden. Zo ervaar ik het hoor. En wat ik ook heel erg merkte, toen ik eenmaal was gestopt , was dat ik altijd dacht dat de hele wereld rond de advocatuur draaide, om vervolgens na mijn pensioen nooit meer een advocaat tegen te komen. Dat is heel gek. Dat je door je werk een eigen wereld creëert, terwijl je maar een heel klein onderdeeltje bent van het maatschappelijke leven.’Tijn: ‘Toen ik vertrok bij kantoor, eind jaren 90, deden we mee aan wat ik noem ‘beauty parades’. Dan werd je samen met twee andere kantoren door een potentiële nieuwe cliënt uitgenodigd en kreeg je een half uur de tijd om de CEO en het bestuur ervan te overtuigen dat jij de beste was. Op dat moment proefde je heel erg dat je eigenlijk een volstrekt inwisselbare advocaat was geworden zonder enige statuur. Voor mij was duidelijk dat dit in 15 jaar tijd sterk veranderd was.’

Sigrid: ‘Ik doe veel erfrecht en dan merk ik ook dat vroeger veel meer van een notaris werd aangenomen. Dat is nu anders, mensen gaan eerst zelf informatie inwinnen, wat niet per se altijd slecht is.’

Tijn: ‘Nog niet zo lang geleden had ik een zitting bij het hof en toen zei de verdachte tegen mij: ‘Ik erken u niet als rechter, ik erken alleen die rechter’, en toen wees ze omhoog. Toen zei ik, ‘dan heeft u wel pech, want vandaag zult u het toch echt met mij moeten doen’. Daarmee moet je wel oppassen, want je hebt zo een klacht aan je broek. Maar dat is een maatschappelijk verschijnsel, dat is niet alleen de advocatuur die daarmee te maken heeft gekregen.’

Vincent: Toen jullie na de fusie in 1990 de advocatuur bedreven, kwamen er nog geen computers aan te pas. Er was geen internet, geen e-mail. Hoe ging dat toen?’

Tijn: Weet je nog hoe het is begonnen Jan? De fax is inmiddels al lang afgedaan, maar was destijds een hypermodern instrument. Ik zat toen net in de maatschap en had voorgesteld een fax aan te schaffen. Toen zei Jan: dat is zonde van het geld [iedereen lacht].’

Jan: ‘Daarom zijn we zo succesvol geworden. Je moet niet vooroplopen, dat gaat altijd fout.’

Tijn: ‘Maar waarom zou je een fax aanschaffen, zei Jan? Want als je een brief stuurt, dan moet je binnen twee weken reageren, dat was zo de norm. Als je na een week reageert, dan ben je supersnel. Later dan twee weken is een beetje onbeschoft. Maar ik zei, Jan, je doet een brief in dat apparaat en dan komt het er hetzelfde moment aan de andere kant uit. Dan kun je veel sneller werken. Ja, zei Jan, maar waarom zou je dat willen? [iedereen lacht].’

Jan: ‘Moet je nu zien met al dat mailen en appen en zo.’

Sigrid: ‘Je stuurt iets uit en je krijgt meteen iets terug. Ja, dat zijn ook wel de uitdagingen van deze tijd, denk ik.’

Vincent: ‘We hadden het er straks over dat je als beginnend jurist je stem heel erg wil laten gelden en dat je op een gegeven moment leert dat wat al gezegd is, je zelf niet nog een keer hoeft te zeggen.’

Tijn: ‘Ik merk dat vaak in de raadkamer bij de Raad van Discipline. De advocaat-leden van de raad willen vaak een punt maken. De rechters die lid zijn van de raad hebben dat veel minder. Advocaten hebben per definitie de neiging om zich uit te spreken.’Jan van HalderJan: ‘Ik heb dat ook 13 jaar gedaan, maar ik heb dat nooit zo gemerkt. Maar ja, ik was dan ook advocaat. Ik vond dat mooi werk.’

Tijn: ‘Absoluut mooi werk. Ik zit niet voor niks nog steeds in het Hof van Discipline.’

Jan: ‘Wel bijzonder overigens, veel advocaten van ons kantoor hebben een prachtige carrière in de rechterlijke macht gehad.’

Tijn: ‘Weet je wat je een keer tegen mij hebt gezegd Jan? Je zei, we zijn de hofleverancier, toen ik naar het hof ging.’

Sigrid [knikt en grijnst]: ‘Mooie beeldspraak.’

Tijn: ‘Jeroen zat er al. Harry ging er naartoe, Chris was er inmiddels. Willem Holland. Maar toen zei jij ook Jan, dat vond ik wel grappig, eigenlijk moet ik een rekening naar de rechterlijke macht sturen, want ik heb jullie opleiding meebetaald [lacht].’

Tijn: ‘Maar uhm, volgens mij moeten jullie weer aan het werk.’

Vincent [lacht]: ‘Volgens mij ook ja, dank dat jullie de tijd namen met ons te spreken!’

Interview bewerkt door: Renaldo Willems
Foto's: Patricia Rehe Fotografie
Locatie: Restaurant De Portier in Nijmegen

U mag dit bericht delen: